Nissan ARIYA 2024 Gebruikershandleiding
10.4.1. Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
Deze auto is uitgerust met het bandenspanningscontrolesysteem (TPMS). Dit systeem houdt toezicht op de spanning van alle banden. Wanneer het waarschuwingslampje lage bandenspanning brandt en het waarschuwingsbericht [Lage bandenspanning] op het voertuiginformatiedisplay wordt weergegeven, heeft een of meerdere banden een te lage spanning. Als er met een lage bandenspanning met de auto wordt gereden, zal de TPMS worden geactiveerd en u waarschuwen door middel van het waarschuwingslampje lage bandenspanning. Dit systeem wordt alleen geactiveerd wanneer de auto harder rijdt dan 25 km/u (16 MPH). Zie voor meer informatie
en .
Als het waarschuwingslampje voor lage bandenspanning gaat branden tijdens het rijden, is het raadzaam plotselinge stuurmanoeuvres of abrupt remmen te vermijden, de snelheid te matigen en de auto zo snel mogelijk te stoppen op een veilige plek langs de weg. Rijden met banden met een te lage bandenspanning kan de banden permanent beschadigen en de kans op bandbreuk vergroten. De auto zou ernstig beschadigd kunnen raken en een mogelijk ongeval met ernstig lichamelijk letsel zou het gevolg kunnen zijn. Controleer de bandenspanning van alle vier de banden. Breng de bandenspanning op de aanbevolen spanning in koude toestand, zoals aangegeven op de bandenspanningssticker, zodat het waarschuwingslampje voor lage bandenspanning uit gaat. Als het waarschuwingslampje blijft branden tijdens het rijden nadat u de spanning net op peil heeft gebracht, kan het zijn dat u een lekke band heeft. Repareer een lekke band zo snel mogelijk met behulp van de reparatieset voor lekke banden.
Als banden worden vervangen door banden die niet door NISSAN zijn voorgeschreven, kan dit een nadelig effect hebben op de juiste werking van het TPMS-systeem.
NISSAN raadt aan alleen het originele NISSAN-afdichtmiddel voor bandenreparaties te gebruiken dat wordt meegeleverd met uw auto. Andere afdichtmiddelen kunnen de afdichtring van de ventielstift beschadigen, waardoor de band luchtdruk kan verliezen. Ga na het gebruik van het afdichtmiddel voor bandenreparaties zo snel mogelijk langs bij een NISSAN gecertificeerde dealer van elektrische voertuigen.

Het TPMS-systeem werkt mogelijk niet goed wanneer de wielen zijn uitgerust met sneeuwkettingen of als de wielen bedolven zijn onder sneeuw.
Breng geen gemetalliseerde folie of andere metalen onderdelen (antenne, enz.) aan op de ruiten. Dit kan een slechte ontvangst veroorzaken van de signalen van de bandenspanningssensoren, waardoor het TPMS-systeem niet goed zal werken.
Sommige apparaten en zendmasten kunnen tijdelijk de werking van het TPMS hinderen en ervoor zorgen dat het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat branden. Enkele voorbeelden zijn:
Faciliteiten of elektrische apparaten vlakbij de auto die gelijksoortige radiofrequenties gebruiken.
Als er een zender die is ingesteld op gelijksoortige frequenties vlakbij of in de auto wordt gebruikt.
Als er een computer (of soortgelijk apparaat) of DC/AC-transformator vlakbij of in de auto wordt gebruikt.
Wanneer u de banden oppompt en de bandenspanning controleert, buig de ventielen dan niet.
Gebruik originele NISSAN-ventieldoppen die voldoen aan de specificaties van de in de fabriek gemonteerde ventieldoppen.
Gebruik geen metalen ventieldoppen.
Monteer de ventieldoppen op de juiste wijze. Zonder de ventieldoppen kunnen de ventielen en bandenspanningssensoren wellicht beschadigd raken.
Beschadig de ventielen en sensoren niet bij het opbergen van de wielen of het monteren van andere banden.
Vervang het TPMS-sensorventiel (inclusief ventielkern en -dop) en de schroef (indien aanwezig) wanneer de banden worden vervangen vanwege slijtage of ouderdom. De schroef (indien aanwezig) moet correct aangebracht worden met een aanhaalmoment van 1,4 ± 0,1 N·m (0,14 ± 0,01 kg-m). De sensoren van het TPMS-systeem kunnen wel opnieuw gebruikt worden.