Nissan ARIYA 2024 Gebruikershandleiding

9.19.3. Beperkingen van het Intelligent Emergency Braking-systeem met voetgangersdetectie

image

Hieronder worden de systeembeperkingen van de Intelligent Emergency Braking met voetgangersdetectie vermeld. Nalaten om de auto te bedienen in overeenstemming met deze systeembeperkingen kan leiden tot ernstig letsel of de dood.

  • Het Intelligent Emergency Braking-systeem met voetgangersdetectie kan niet alle voertuigen, voetgangers of fietsers detecteren onder alle omstandigheden.

  • Het Intelligent Emergency Braking-systeem met voetgangersdetectie detecteert het volgende niet:

    • Kleine voetgangers (bijvoorbeeld, kinderen), in zithouding, die speelgoed bedienen/skateboards gebruiken, op scooters of in een rolstoel, of in een andere dan staande of loophouding.

    • Dieren van welke omvang dan ook.

    • Obstakels (bijvoorbeeld, vracht of afvalmateriaal) op de weg of langs de weg.

    • Kruisende voertuigen.

    • Voertuigen waarvan de banden moeilijk te zien zijn of waarvan de vorm van de achterkant onduidelijk of belemmerd is.

    • Geparkeerde voertuigen.

  • Het Intelligent Emergency Braking-systeem met voetgangersdetectie is onderhevig aan enkele prestatiebeperkingen.

    • Als er een stilstaand voertuig op het pad van het voertuig is, zal het systeem niet functioneren wanneer het voertuig het stilstaande voertuig nadert met snelheden van meer dan ongeveer 100 km/u (62 MPH).

    • De detectie van voetgangers en fietsers zal niet functioneren wanneer het voertuig wordt gereden met snelheden boven ongeveer 80 km/u (50 MPH) of onder ongeveer 10 km/u (6 MPH).

  • Bij voetgangers geeft de Intelligent Emergency Braking met voetgangersdetectie de eerste waarschuwing mogelijk niet.

  • De Intelligent Emergency Braking met voetgangersdetectie werkt wellicht niet goed of detecteert een voertuig, voetganger of fietser (modellen met fietsersdetectie) mogelijk niet onder de volgende omstandigheden:

    • Bij slecht zicht (zoals bij regen, sneeuw, mist, stofstormen, zandstormen, rook en opspattend water of modder van andere voertuigen).

    • Als vuil, ijs, sneeuw, mist of ander materiaal het radarsensoroppervlak of cameragedeelte van de voorruit bedekt.

    • Als sterk licht (bijvoorbeeld, zonlicht of grootlicht) op de voorcamera schijnt of als er een plotselinge verandering in lichtsterkte optreedt (bijvoorbeeld, als u een tunnel inrijdt, of als het bliksemt).

    • In het donker of bij slechte lichtomstandigheden, zoals 's nachts of in tunnels, waaronder gevallen waarin de koplampen van uw auto gedimd of uit zijn, of waarin de achterlichten van de voorligger uit staan.

    • Wanneer de richting van de camera niet goed is uitgelijnd.

    • Wanneer u rijdt op een steile neerwaartse helling, op wegen met scherpe bochten en/of op hobbelige of onverharde wegen.

    • Bij storing veroorzaakt door andere radarbronnen.

    • Wanneer de positie of beweging van uw voertuig snel of aanzienlijk verandert (bijvoorbeeld, bij het wisselen van rijstrook, omkeren van het voertuig, plotselinge stuurmanoeuvre, abrupt accelereren of afremmen).

    • Wanneer uw auto of het voertuig, de voetganger of de fietser vóór u snel of aanzienlijk beweegt, en wel zodanig dat het systeem dit niet op tijd kan detecteren en niet op tijd kan reageren (bijvoorbeeld, een voetganger die van dichtbij snel naar de auto loopt, een voertuig dat invoegt, van rijstrook wisselt, een bocht maakt, een abrupte stuurmanoeuvre maakt, plotseling accelereert of afremt).

    • Wanneer het voertuig, de voetganger of de fietser afwijkt van het voorwaartse pad van de auto.

    • Als het verschil in snelheid tussen de twee voertuigen klein is.

    • Als het profiel van de voetganger gedeeltelijk verhuld of niet te achterhalen is; bijvoorbeeld, door bagage die gedragen wordt, een kinderwagen die geduwd wordt, door volumineuze of loszittende kleding of accessoires die gedragen worden, of wanneer een unieke lichaamshouding aangenomen wordt (zoals wanneer de handen opgestoken worden).

    • Er is onvoldoende contrast van een persoon ten opzichte van de achtergrond, bijvoorbeeld de kleur of het patroon van de kleding komt overeen met dat van de achtergrond.

    • Gedurende ongeveer 15 seconden na het starten van het EV-systeem.

    • Wanneer het systeem nooit een obstakel heeft gedetecteerd sinds er met de auto is gereden na het starten van het EV-systeem.

    • Als het voertuig vóór u of een tegemoetkomend voertuig een unieke of ongebruikelijke vorm heeft, de vrije hoogtes ervan zeer laag of zeer hoog zijn, een ongebruikelijke vrachtlading heeft of smal is (bijvoorbeeld, een motorfiets).

    • Wanneer het voertuig, de voetganger of de fietser zich dichtbij een verkeersbord, een reflecterend oppervlak (bijvoorbeeld, water op de weg), of in een beschaduwd gebied bevindt.

    • Wanneer meerdere voetgangers of fietsers gegroepeerd zijn.

    • Wanneer het zicht van de voetganger of fietser belemmerd wordt door een voertuig of ander object.

    • Wanneer een aanhangwagen of een ander voertuig wordt getrokken (behalve NISMO-modellen).

  • De systeemprestaties kunnen mogelijk afnemen onder de volgende omstandigheden:

    • De auto rijdt op een glad wegdek.

    • De auto rijdt op een helling.

    • Wanneer de achterbank of bagageruimte van uw auto is volgeladen met zeer zware bagage.

  • Het systeem is ontworpen om de functionaliteit van de sensor (radar en camera) automatisch te controleren, binnen bepaalde beperkingen. Het systeem detecteert mogelijk bepaalde soorten belemmering van het sensoroppervlak niet, zoals bijvoorbeeld ijs, sneeuw, of stickers. In zulke gevallen kan het systeem de bestuurder mogelijk niet goed waarschuwen. Controleer het sensoroppervlak regelmatig en reinig het zo nodig.

  • Onder sommige weg- en verkeersomstandigheden kan de Intelligent Emergency Braking met voetgangersdetectie mogelijk onverwacht de remmen gedeeltelijk activeren. Wanneer er gas gegeven moet worden, druk dan het gaspedaal in om het systeem te omzeilen.

  • De Intelligent Emergency Braking met voetgangersdetectie kan mogelijk in werking treden wanneer een patroon, object, schaduw of lichten worden gedetecteerd die lijken op de contouren van voertuigen, voetgangers of fietsers, of wanneer ze dezelfde afmetingen en positie hebben als de achterlichten van een voertuig.

  • Het systeem kan in werking blijven wanneer de voorligger naar rechts of naar links afslaat.

  • Het systeem kan in werking treden wanneer uw auto een voorligger nadert en inhaalt.

  • Afhankelijk van de vorm van de weg (bochtige weg, ingang en uitgang van de bocht, kronkelige weg, rijstrookregeling, wegwerkzaamheden, enz.), kan het systeem tijdelijk werken voor het naderende voertuig voor uw auto.

imageimage
  • De Intelligent Emergency Braking met voetgangersdetectie reageert mogelijk op:

    • objecten langs de weg (verkeersborden, vangrails, voetgangers, fietsers, motorfietsen, voertuigen, enz.)

    • voetgangers of fietsers wanneer u door smalle steegjes rijdt, enz.

    • voetgangers of fietsers die zich tijdelijk verplaatsen in de rijstrook of deze naderen, om obstakels op het trottoir te vermijden

    • objecten boven de weg (een lage brug, verkeersborden, enz.)

    • objecten op het wegdek (spoorrails, roosters, stalen platen, enz.)

    • objecten in een parkeergarage (balken, pilaren, enz.)

    • voetgangers, fietsers of motorfietsen die de rijstrook naderen

    • voertuigen, voetgangers, fietsers, motorfietsen of objecten in aangrenzende rijstroken of dichtbij de auto

    • naderende voetgangers, fietsers

    • objecten op de weg (zoals bomen)

  • De remweg is langer op glad wegdek.

  • Overmatig lawaai kan het geluid van het waarschuwingssignaal overstemmen waardoor het mogelijk niet gehoord wordt.

imageimage
  • De kruispuntassistent past de remmen niet toe bij naderende voertuigen voor uw auto.

imageimage

Naast de systeembeperkingen die van toepassing zijn op het Intelligent Emergency Braking-systeem met voetgangersdetectie, zijn de volgende systeembeperkingen van toepassing op het Intelligent Emergency Braking-systeem met voetgangersdetectie wanneer de kruispuntassistent in werking is:

  • De kruispuntassistent detecteert een naderend voertuig of voetganger mogelijk niet in de volgende gevallen:

    • Bij het rijden in een verkeersstrook gescheiden door meer dan 2 rijstroken van naderende voertuigen terwijl u rechts/linksaf slaat.

    • Wanneer u niet rechtstreeks naar een naderend voertuig rijdt terwijl u rechts/links afslaat.

    • De kruispuntassistent kan een naderend voertuig mogelijk niet detecteren nadat u al bent begonnen met uw bocht.

    • Wanneer u scherp draait in een zeer wijde bocht.

    • Wanneer de middellijn niet wordt herkend door het systeem.

    • Wanneer er een aantal naderende voertuigen zijn die elkaar in een rij volgen.

    • Wanneer de rijstrook wijder of smaller is dan normaal.

    • Wanneer de middellijn dichtbij een wegmarkering ligt.

  • De kruispuntassist kan de remmen mogelijk toepassen bij het maken van een bocht naar rechts/links, zelfs als het risico op een botsing laag is.

  • De kruispuntassistent kan de remmen wellicht ook toepassen wanneer de beweging van naderende voertuigen niet te voorspellen is door het plotseling links/rechts afslaan of afremmen van de naderende voertuigen.

image

Op sommige wegen zoals bochtige, heuvelachtige, of smalle wegen, of wegen met wegwerkzaamheden of op een helling, kan de sensor mogelijk voertuigen detecteren op een andere rijstrook of een voorligger tijdelijk niet detecteren. Hierdoor kan het systeem slecht werken.

Het detecteren van voorliggers kan ook beïnvloed worden door de bediening van de auto (stuurmanoeuvre of positie op de rijstrook, enz.) of de voertuigconditie. In dat geval kan het systeem u mogelijk waarschuwen door middel van het knipperen van het systeemindicatielampje en het onverwachts afgeven van een geluidssignaal. U zult dan zelf moeten zorgen dat de auto de juiste volgafstand tot de voorligger aanhoudt.

Hoofdonderwerp: