Nissan Juke 2023 Gebruikershandleiding

10.2.1.1. Aan de buitenkant van het voertuig

Laadklep, portieren en motorkap

Controleer of de laadklep, alle portieren en de motorkap gemakkelijk open- en dichtgaan. Controleer ook of alle sloten goed vergrendelen. Smeer eventueel de scharnieren en sloten. Zorg dat de secundaire vergrendeling voorkomt dat de motorkap omhoogkomt wanneer de hoofdvergrendeling wordt vrijgegeven.

Wanneer u in gebieden rijdt waar regelmatig met pekel of ander corrosief materiaal wordt gestrooid, controleer dan veelvuldig of alle onderdelen goed gesmeerd zijn.

Verlichting*

Maak de koplampen regelmatig schoon. Controleer of de koplampen, remlichten, achterlichten, richtingaanwijzers en andere lichten allemaal goed werken en correct zijn gemonteerd. Controleer ook de hoogteafstelling van de koplampen.

Banden*

Controleer de bandenspanning regelmatig met een bandenspanningsmeter wanneer u bij een pompstation bent (ook die van de reserveband) en breng de banden indien nodig op de juiste spanning. Controleer de banden zorgvuldig op beschadigingen, inkepingen en overmatige slijtage.

Banden roteren*

Wanneer de voor- en achterbanden van een auto met tweewielaandrijving (2WD) dezelfde maat hebben, is het nodig de banden elke 10.000 km (6.000 mijl) te wisselen. Indien de banden voorzien zijn van indicatoren van de draairichting, is het alleen mogelijk de voor- en achterwielen met elkaar te wisselen. Zorg ervoor dat de indicatoren van de draairichting na het omwisselen van de wielen in de rijrichting wijzen.

Wanneer de voor- en achterbanden van een auto met vierwielaandrijving (4WD/AWD) dezelfde maat hebben, is het nodig de banden elke 5.000 km (3.000 mijl) te wisselen. Indien de banden voorzien zijn van indicatoren van de draairichting, is het alleen mogelijk de voor- en achterwielen met elkaar te wisselen. Zorg ervoor dat de indicatoren van de draairichting na het omwisselen van de wielen in de rijrichting wijzen.

Wanneer de voorbanden een andere maat hebben dan de achterbanden, is het niet mogelijk de banden te wisselen.

Het juiste tijdstip voor het wisselen van de banden is afhankelijk van uw rijgewoonten en de conditie van het wegdek.

Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) zenderonderdelen (indien aanwezig)

Vervang het TPMS-sensorventiel (inclusief ventielkern en -dop) en de schroef (indien aanwezig) wanneer de banden worden vervangen vanwege slijtage of ouderdom. De schroef (indien aanwezig) moet correct aangebracht worden met een aanhaalmoment van 1,4 ± 0,1 N.m. De sensoren van het TPMS-systeem kunnen wel opnieuw gebruikt worden.

Uitlijning en balans van wielen

Wanneer de auto naar een kant trekt terwijl u over een rechte en vlakke weg rijdt of wanneer u ongelijkmatige en overmatige bandslijtage constateert, kan uitlijning van de wielen nodig zijn. Indien het stuurwiel of de stoelen trillen bij normale hoge snelheden, kan wielbalancering nodig zijn.

Wielmoeren

Controleer bij het nakijken van de banden altijd of er geen wielmoeren ontbreken of loszitten. Draai ze aan indien nodig.

Voorruit

Maak de voorruit regelmatig schoon. Controleer de voorruit in ieder geval om de zes maanden op barstjes of andere schade. Laat een beschadigde voorruit repareren door een erkend garagebedrijf.

Ruitenwisserbladen*

Controleer de wisserbladen op scheurtjes en slijtage als ze niet goed meer wissen.

Hoofdonderwerp: