Nissan Juke 2023 Gebruikershandleiding

7.21.6.3. Display en indicatielampjes voor stuurhulp (voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak)

image
  1. Stuurhulpstatusindicatielampje/-waarschuwing

    Toont de stuurhulpstatus door middel van de kleur van het indicatielampje/waarschuwing

    • Grijs: Stuurhulp op stand-by

    • Groen: Stuurhulp actief

    • Geel: Storing in de stuurhulp

  2. Rijstrookmarkeringindicatielampje

    Geeft aan of het systeem rijstrookmarkeringen detecteert

    • Grijs: Rijstrookmarkeringen niet gedetecteerd

    • Groen: Rijstrookmarkeringen gedetecteerd

    • Geel: Onbedoeld verlaten van rijstrook wordt gedetecteerd

  3. Stuurhulpstatusindicatielampje

    Toont de stuurhulpstatus door middel van de kleur van het indicatielampje/waarschuwing

    • Grijs: Stuurhulp op stand-by

    • Groen: Stuurhulp actief

Wanneer de stuurhulp in werking is, worden het stuurhulpstatusindicatielampje (1) en het indicatielampje rijstrookmarkering (2) op het voertuiginformatiedisplay groen.

Wanneer de stuurhulp in standby gaat, worden het stuurhulpstatusindicatielampje (1) en het indicatielampje rijstrookmarkering (2) op het voertuiginformatiedisplay grijs. Als de stuurhulp automatisch is uitgeschakeld omdat niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor activering, zal een dubbel geluidssignaal klinken.

Intelligent Lane Intervention (ILI)

Wanneer een bocht of sterke zijwind de capaciteiten van de stuurhulp te boven gaan en uw auto de linker- of rechterzijde van de rijstrook te veel nadert, zal het stuur trillen, een geluidssignaal klinken en gaat het ILI-controlelampje (geel) knipperen op het dashboard om de bestuurder te waarschuwen. Het ILI-systeem zal vervolgens gedurende korte tijd remmen om de bestuurder te helpen terug te keren naar het midden van de rijstrook. Deze actie wordt toegevoegd aan eventuele andere acties van de stuurhulp. Voor meer informatie, raadpleeg

.

Detectie handen aan het stuur

image

Wanneer de stuurhulp wordt geactiveerd, zal deze toezicht houden op de bediening van het stuurwiel door de bestuurder.

Als het stuurwiel niet bediend wordt of de bestuurder gedurende bepaalde tijd zijn/haar handen van het stuur haalt, zal de waarschuwing (1) op het voertuiginformatiedisplay verschijnen.

Als na het verschijnen van de waarschuwing de bestuurder nog steeds het stuurwiel niet bedient, zal er een alarmsignaal klinken en knippert de waarschuwing op het voertuiginformatiedisplay, waarna het stuurhulpsysteem wordt uitgeschakeld.

Stuurhulp is geen systeem voor handsfree rijden. Houd altijd uw handen aan het stuur en rijd uw auto veilig. Als u dit niet doet kan dit leiden tot een botsing met ernstig persoonlijk letsel of de dood tot gevolg.

Opmerking:

Als de bestuurder het stuurwiel licht aanraakt (in plaats van stevig vastpakt), detecteert stuurhulp de stuurwielbediening mogelijk niet en kan de waarschuwing worden weergegeven. Wanneer de bestuurder het stuurwiel weer vasthoudt en bedient, gaat de waarschuwing uit en wordt de werking van de stuurhulp automatisch hervat.

Stuurhulp inschakelen/uitschakelen

Gebruik de volgende manieren om de stuurhulp in of uit te schakelen.

Rijhulpschakelaar op het stuurwiel

Druk op de rijhulpschakelaar. Hierdoor worden de ICC en stuurhulp in standby-modus gezet en zullen de stuurhulppictogrammen in het grijs worden getoond. Let op dat de stuurhulp mogelijk al ingeschakeld is, afhankelijk van de instellingen in het menu [Instellingen]. Deze instellingen worden behouden als de motor opnieuw wordt gestart.

Druk dan op <SET> in de schakelaar aan de rechterkant van het stuurwiel om de snelheid van de cruise control in te stellen. Wanneer het systeem duidelijke rijstrookmarkeringen detecteert, zullen de stuurhulppictogrammen groen worden en zal het stuurhulpsysteem actief zijn.

Het stuurhulppictogram blijft grijs als er met de auto gereden wordt met snelheden onder 60 km/u (37 MPH) en er geen voorligger wordt gedetecteerd

Stuurhulpschakelaar

Om de stuurhulp AAN of UIT te zetten, drukt u op de stuurhulpschakelaar op het dashboard.

Opmerking:
  • Wanneer de stuurhulpschakelaar wordt gebruikt om het systeem AAN of UIT te zetten, herinnert het systeem zich de instelling wanneer de motor opnieuw wordt gestart. De schakelaar moet nogmaals ingedrukt worden om de instelling te veranderen in AAN of UIT.

  • De stuurhulpschakelaar verandert de status van de [Stuurhulp]-keuze die gemaakt is in het scherm [Instellingen] op het voertuiginformatiedisplay.

Instellen op het voertuiginformatiedisplay

  1. Druk op de image of image knoppen aan de linkerkant van het stuurwiel tot het menu [Instellingen] wordt weergegeven in het voertuiginformatiedisplay en druk op de <OK> knop.

  2. Gebruik de image en image knoppen op het stuurwiel om [Bestuurdersmodus] te markeren en druk op de <OK> knop.

  3. Druk wanneer [Stuurhulp] is gemarkeerd op de <OK> knop om de status van het stuurhulpsysteem in of uit te schakelen.

    Een controlelampje geeft aan dat stuurhulp is geselecteerd.

Opmerking:
  • Wanneer het stuurhulpscherm op het voertuiginformatiedisplay verschijnt, druk dan op de <OK>-knop op het stuurwiel om het instellingenmenu [Rij-assistentie] te tonen.

  • Wanneer het systeem wordt ingeschakeld/uitgeschakeld via het voertuiginformatiedisplay, of wanneer de stuurhulpschakelaar wordt ingedrukt, behoudt het systeem de huidige instellingen ook al wordt de motor opnieuw gestart.

Hoofdonderwerp: