Nissan Juke 2023 Gebruikershandleiding

7.22.6.2. Beperkingen van het ICC-systeem

Hieronder worden de systeembeperkingen van het ICC-systeem aangegeven. Nalaten om de auto te bedienen in overeenstemming met deze systeembeperkingen kan leiden tot ernstig letsel of de dood:

  • Het ICC-systeem is vooral bedoeld voor gebruik op rechte, droge of open wegen met weinig verkeer. Het is niet verstandig om het ICC-systeem te gebruiken in stadsverkeer of op overvolle wegen.

  • Het ICC-systeem past zich niet automatisch aan alle wegomstandigheden aan. Dit systeem functioneert het best in verkeer met een rustige rijstroom. Gebruik het systeem niet op wegen met scherpe bochten, op bevroren wegen, bij zware regen of mist.

  • Aangezien de afstandsregelingfunctie onderhevig is aan prestatiebeperkingen, moet u nooit alleen op het ICC-systeem vertrouwen. Dit systeem is niet bedoeld om roekeloos, onvoorzichtig of onoplettend rijgedrag te corrigeren en biedt ook geen hulp bij verminderd zicht door regen, mist, of andere slechte weersomstandigheden. Matig uw snelheid door het rempedaal in te trappen, afhankelijk van de afstand tot de voorligger en de omliggende omstandigheden, om zo een veilige afstand tussen de voertuigen te behouden.

  • Wanneer het ICC-systeem de auto automatisch tot stilstand brengt, kan uw auto automatisch weer accelereren als de stilstand korter dan 3 seconden heeft geduurd en een voorligger wordt gedetecteerd die wegrijdt. Wees erop voorbereid de auto indien nodig te stoppen.

  • Houd altijd uw aandacht bij het bedienen van de auto en zorg ervoor dat u altijd klaar bent om de juiste volgafstand zelf aan te passen. Het ICC-systeem zal onder sommige rijomstandigheden niet in staat zijn om de geselecteerde afstand tussen voertuigen (volgafstand) of de geselecteerde rijsnelheid aan te houden.

  • Het systeem zal onder bepaalde weg- of weersomstandigheden een voertuig vóór u niet altijd detecteren. Om ongevallen te voorkomen moet u het ICC-systeem onder de volgende omstandigheden nooit gebruiken:

    • Op wegen met druk verkeer, hogesnelheidsverkeer of scherpe bochten

    • Op gladde wegoppervlakken, zoals op ijs of sneeuw, enz.

    • Tijdens slecht weer (regen, mist, sneeuw, enz.)

    • Wanneer het gebied op de bumper rond de afstandssensor bedekt is met regen, sneeuw of vuil

    • Heuvelafwaarts (de auto gaat mogelijk sneller rijden dan de ingestelde snelheid en door de aanhoudende remwerking kunnen de remmen oververhit raken)

    • Op alsmaar dalende en stijgende wegen

    • Wanneer het door de verkeersomstandigheden lastig wordt om de juiste afstand tussen auto's te bewaren, vanwege het veelvuldig accelereren en vertragen

    • Bij storing die veroorzaakt wordt door andere radarbronnen.

  • Gebruik het ICC-systeem niet wanneer u een aanhanger of een ander voertuig sleept.

  • Bij sommige weg- of verkeersomstandigheden kan een voertuig of een object onverwachts in het detectiegebied van de sensor terechtkomen waardoor de auto automatisch afgeremd wordt. Blijf te allen tijde alert en vermijd het gebruik van het ICC-systeem als het wordt afgeraden in dit hoofdstuk met waarschuwingen.

Het ICC-systeem zal de volgende objecten niet detecteren:

  • Stilstaande of langzaam rijdende voertuigen

  • Voetgangers of objecten op de weg

  • Tegemoetkomend verkeer op dezelfde rijstrook

  • Motorfietsen die aan de rand van de rijstrook rijden

Hier volgen enkele omstandigheden waaronder de radarsensor niet in staat is om een voorligger goed te detecteren en het systeem mogelijk niet goed werkt:

  • Wanneer de sensordetectie beperkt is (omstandigheden zoals regen, sneeuw, mist, stofstormen, zandstormen en opspattend water of modder van andere voertuigen).

  • Rijdend op steile afdalingen of op wegen met scherpe bochten.

  • Rijdend op een hobbelig wegdek, zoals een oneffen zandweg.

  • Als vuil, ijs, sneeuw of ander materiaal het radarsensoroppervlak bedekt.

  • Als een ingewikkeld gevormd voertuig, zoals een autotransportwagen of een dieplader, zich vlakbij de voorligger bevindt.

  • Bij storing die veroorzaakt wordt door andere radarbronnen.

  • Als u met een aanhangwagen rijdt, enz.

  • Wanneer de achterbank of bagageruimte van uw auto is volgeladen met zeer zware bagage.

Het ICC-systeem is ontworpen om automatisch de werking van de radarsensor te controleren binnen de beperkingen van het systeem.

image

Het detectiegebied van de radarsensor is beperkt. De voorligger moet zich in het detectiegebied bevinden opdat het ICC-systeem de geselecteerd volgafstand kan aanhouden. Een voorligger kan door zijn positie op de rijstrook buiten het detectiegebied komen te liggen. Motorfietsen worden soms niet gedetecteerd in dezelfde rijstrook als zij op enige afstand van de middellijn van de rijstrook rijden. Een auto die vóór u invoegt in uw rijstrook, wordt mogelijk niet gedetecteerd totdat hij zich volledig op uw rijstrook verplaatst heeft.

In dit geval zal het ICC-systeem u mogelijk waarschuwen door middel van een geluidssignaal en het knipperen van het indicatielampje van het systeem. De bestuurder zal dan wellicht zelf de volgafstand tot de voorligger moeten verhogen.

image

Op sommige wegen, zoals bochtige, heuvelachtige, of smalle wegen, of op wegen met wegwerkzaamheden, kan de radarsensor voertuigen op een andere rijstrook detecteren of een voorligger soms tijdelijk niet detecteren. Hierdoor kan het gebeuren dat het radarsysteem de auto afremt of juist gas geeft.

Het detecteren van voorliggers kan ook beïnvloed worden door de bediening van de auto (stuurmanoeuvre of positie op de rijstrook, enz.) of de voertuigconditie.

In dit geval zal het ICC-systeem u mogelijk waarschuwen door middel van een onverwacht geluidssignaal en het knipperen van het indicatielampje van het systeem. U zult dan zelf moeten zorgen dat de auto de juiste volgafstand tot de voorligger aanhoudt.

Het ICC-systeem (met ProPILOT Assist) maakt gebruik van een multisensor voorcamera. Hieronder volgen enkele omstandigheden waaronder de camera een voertuig mogelijk niet goed detecteert en het detecteren van de voorligger met enige vertraging kan plaatsvinden:

  • Slecht zicht (omstandigheden zoals regen, sneeuw, mist, stofstormen, zandstormen en opspattend water of modder van andere voertuigen).

  • Het cameraoppervlak van de voorruit is beslagen of bedekt met vuil, waterdruppels, ijs, sneeuw, enz.

  • Sterk licht (bijvoorbeeld, zonlicht of het grootlicht van tegemoetkomend verkeer) schijnt in de voorcamera.

  • Sterk licht zorgt ervoor dat de omtrek van de voetganger in een schaduw komt te liggen, waardoor de voetganger moeilijk te zien is.

  • Er treedt een plotselinge verandering in lichtsterkte op (bijvoorbeeld, wanneer de auto een tunnel of een schaduwrijk gebied in- of uitrijdt, of wanneer het bliksemt).

Hoofdonderwerp: