4.11. Stuurverwarming (indien aanwezig)

Druk de stuurverwarmingsschakelaar in om het stuur op te warmen nadat de motor gestart is.

Het controlelampje in de schakelaar gaat branden. Als de oppervlaktetemperatuur van het stuurwiel lager is dan 30°C (86°F), zal het systeem het stuurwiel verwarmen door afwisselend aan en uit te gaan teneinde de temperatuur tussen 25 en 45°C (77 en 113°F) te houden. Het controlelampje blijft aan zolang het systeem ingeschakeld is.

Het stuurverwarmingssysteem wordt na 30 minuten automatisch uitgeschakeld. Druk nogmaals op de schakelaar om de stuurwielverwarming handmatig uit te schakelen. Het controlelampje gaat uit.