7.15.1. De BSW- en Intelligent Blind Spot Intervention-systemen:

De Blind Spot Warning- (BSW) en Intelligent Blind Spot Intervention-systemen waarschuwen de bestuurder voor de aanwezigheid van andere voertuigen in aangrenzende rijstroken bij het wisselen van rijstrook.

Het BSW-systeem maakt gebruik van radarsensoren (A) die dicht bij de achterbumper gemonteerd zijn om andere voertuigen naast het eigen voertuig in een aangrenzende rijstrook te detecteren. Behalve de radarsensoren maakt het Intelligent Blind Spot Intervention-systeem gebruik van een camera (1) die achter de voorruit is aangebracht om toezicht te houden op de markeringen van de rijstrook waarop u rijdt.

De radarsensoren kunnen voertuigen aan beide kanten van uw eigen auto binnen het detectiegebied detecteren, zoals aangegeven in de afbeelding. Dit detectiegebied begint bij de buitenspiegel van uw auto en loopt tot ongeveer 3,0 m (10 ft) achter de achterbumper, en zijdelings tot ongeveer 3,0 m (10 ft).

Het BSW-systeem werkt bij snelheden boven ongeveer 32 km/h (20 MPH). Als de radarsensoren voertuigen detecteren in het detectiegebied, gaat het BSW LED-controlelampje branden. Als de bestuurder vervolgens de richtingaanwijzer activeert, zal het systeem (tweemaal) een geluidssignaal geven en gaat het BSW LED-controlelampje knipperen.

Het Intelligent Blind Spot Intervention-systeem werkt bij snelheden boven ongeveer 60 km/u (37 MPH). Als de radar een voertuig in het detectiegebied detecteert en uw auto nadert een rijstrookmarkering, dan geeft het systeem (driemaal) een geluidssignaal, laat het BSW LED-controlelampje knipperen en remt gedurende korte tijd aan een kant lichtjes af om de bestuurder te helpen de auto terug te brengen naar het midden van de rijstrook.

Het Intelligent Blind Spot Intervention-systeem geeft een geluidssignaal en laat het BSW LED-controlelampje branden of knipperen, ook als het BSW-systeem uit staat.