Nissan Juke 2023 Gebruikershandleiding
7.21.5.3. Volgafstandregelingmodus (voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak)
In de volgafstandregelingmodus behoudt het ICC-systeem automatisch een geselecteerde afstand tot de voorligger overeenkomstig de snelheid van dat voertuig (tot aan de ingestelde snelheid), of de ingestelde snelheid wanneer de weg vrij is.
Het systeem is bedoeld om de bediening van de auto te vereenvoudigen wanneer u een voertuig in dezelfde richting en op dezelfde rijstrook volgt.
Als de radarsensor een langzamer rijdend voertuig vooruit detecteert, zal het systeem de rijsnelheid verminderen zodat uw auto de voorligger volgt op de geselecteerde afstand.
Het systeem bedient het gaspedaal automatisch en zal zo nodig remmen (tot ongeveer 40% van het remvermogen van de auto).
Het detectiebereik van de sensor bedraagt ongeveer 200 m (650 ft) in voorwaartse richting.
Werking van de volgafstandregeling
De volgafstandregeling is ontworpen om de ingestelde volgafstand te handhaven en de rijsnelheid te matigen in overeenstemming met de snelheid van de langzamer rijdende voorligger; het systeem zal indien nodig afremmen. Het ICC-systeem kan echter maximaal beschikken over 40% van het totale remvermogen van uw auto. Dit systeem dient alleen gebruikt te worden wanneer de verkeersomstandigheden het toelaten om een redelijk constante of slechts geleidelijk veranderende rijsnelheid aan te houden. Als een voertuig vóór u in de rijstrook invoegt, of als een voorligger plotseling afremt, kan de afstand tussen de voertuigen mogelijk kleiner worden omdat het ICC-systeem de auto niet snel genoeg kan afremmen. In dat geval laat het ICC-systeem een waarschuwingssignaal klinken en knippert het display van het systeem om de bestuurder aan te sporen de nodige actie te ondernemen.
De volgende elementen worden geregeld in de volgafstandregeling:
De volgafstandregeling handhaaft de door de bestuurder ingestelde snelheid. De snelheid kan worden ingesteld binnen een bereik van ongeveer 30 en 160 km/u (20 en 100 mph).
Wanneer er een voertuig voor u rijdt past de volgafstandregeling de snelheid aan zodat de door u geselecteerde volgafstand gehandhaafd blijft. De snelheid kan aangepast worden tussen ongeveer 30 km/u (20 MPH) en de ingestelde maximumsnelheid.
Wanneer het voorliggende voertuig van rijstrook is veranderd, zal de volgafstandregeling gas geven en de rijsnelheid handhaven tot aan de ingestelde snelheid.
Besteed uw aandacht aan het rijden om de controle over de auto te behouden tijdens het accelereren naar de ingestelde snelheid.
Het ICC-systeem regelt de rijsnelheid niet en waarschuwt u niet wanneer u stilstaande of langzaam rijdende voertuigen nadert. U moet op de bediening van de auto letten om de juiste volgafstand tot voertuigen vóór u aan te houden wanneer u tolpoorten of verkeersopstoppingen nadert.
De auto houdt de ingestelde snelheid mogelijk niet aan op bochtige of heuvelachtige wegen. Als dit gebeurt, moet u zelf de rijsnelheid aanpassen en zo nodig schakelen.
Door te schakelen wordt ICC niet geannuleerd.
Normaal gesproken wanneer de afstand tot de voorligger geregeld wordt, zal het systeem automatisch accelereren of afremmen overeenkomstig de snelheid van het voorliggende voertuig. Trap het gaspedaal in wanneer dit nodig is om van rijstrook te veranderen. Trap het rempedaal in wanneer dit nodig is om de juiste volgafstand aan te houden tot de voorligger als deze plotseling afremt, of wanneer een ander voertuig invoegt. Blijf altijd alert tijdens het gebruik van het ICC-systeem.
Volgafstandregelingschakelaars
Het systeem kan worden bediend met de rijhulpschakelaar en vier bedieningsschakelaars, die alle op het stuurwiel zitten.
- 1)Afstandsschakelaar:
- Verandert de volgafstand van de auto:
- Ver → Gem. → Dichtbij → Ver
- 2)<RES/+>-schakelaar:
- Hervat de ingestelde snelheid of verhoogt de snelheid stapsgewijs.
- 3)<CANCEL>-schakelaar:
- Schakelt het systeem uit zonder de ingestelde snelheid te wissen.
- 4)<SET/->-schakelaar:
- Stelt de gewenste kruissnelheid in, vermindert de snelheid stapsgewijs.
- 5)Rijhulpschakelaar:
- Hoofdschakelaar om het systeem te activeren.
Display en indicatielampjes voor de volgafstandregeling
De weergave is te zien op het voertuiginformatiedisplay.
- 1) Indicatielampje ingestelde volgafstand:
- Toont de geselecteerde afstand tussen voertuigen, ingesteld met de afstandsschakelaar.
- 2)Rijhulpindicatielampje.
- Toont de status van het ICC-systeem.
- - Wit: de systemen zijn ingeschakeld (alleen als ze zijn aangezet in het menu [Instellingen]), ICC staat in standby.
- - Blauw: ICC is actief.
- 3)Dit indicatielampje geeft de status van het ICC-systeem aan door middel van de kleur.
ICC-systeem AAN indicatielampje (grijs):
ICC op stand-by.
ICC-systeem AAN indicatielampje (groen):
Geeft aan dat het ICC-systeem AAN staat en actief is. Geeft aan dat de kruissnelheid is ingesteld.
Solide groen geeft aan dat een voorligger is gedetecteerd
Groene omtrek geeft aan dat geen voorligger is gedetecteerd
ICC-systeem AAN indicatielampje (geel):
Geeft aan dat er een storing is in het ICC-systeem.
- 4)Indicatielampje ingestelde rijsnelheid:
- Geeft de ingestelde rijsnelheid aan.
Groen: ICC actief
Grijs: ICC op stand-by
- 5)Voorliggerindicatielampje:
- Geeft aan of er voorliggers gedetecteerd worden (alleen wanneer ICC actief is).
Werking van de volgafstandregeling
Om de cruise control aan te zetten, drukt u de rijhulpschakelaar (A) snel in en laat u los. Een pop-upbericht verschijnt waarin ICC AAN en de stuurhulpstatus (wanneer stuurhulp is ingeschakeld via het voertuiginformatiedisplay) worden getoond. Het ICC-systeem AAN indicatielampje (grijs), en het indicatielampje ingestelde rijsnelheid (B) gaan branden.
Om de kruissnelheid in te stellen, accelereert u tot de auto de gewenste snelheid bereikt, vervolgens drukt u de <SET/->-schakelaar in en laat u los. (Het indicatielampje van het ICC-systeem en het indicatielampje ingestelde rijsnelheid worden groen en het rijhulpindicatielampje wordt blauw.) Haal uw voet van het gaspedaal. Uw auto zal de ingestelde snelheid of de gewenste volgafstand aanhouden.
Wanneer de <SET/->-schakelaar onder de volgende omstandigheden wordt ingedrukt, kan het systeem niet worden ingesteld en zullen de ICC-indicatielampjes gedurende ongeveer 2 seconden knipperen:
Wanneer u langzamer rijdt dan 30 km/u (20 MPH).
Wanneer de versnellingshendel op N (vrij) wordt gezet.
Wanneer de parkeerrem is geactiveerd.
Wanneer de bestuurder de remmen intrapt.
Wanneer de <SET/->-schakelaar onder de volgende omstandigheden wordt ingedrukt, kan het systeem niet worden ingesteld.
Een waarschuwingssignaal klinkt en een bericht verschijnt:
Wanneer het ESP-systeem uit staat (Om het ICC-systeem te gebruiken, zet u het ESP-systeem aan en drukt u de rijhulpschakelaar in). Voor meer informatie over het ESP-systeem, zie
.Wanneer ESP (inclusief het tractiecontrolesysteem) in werking is
Wanneer een wiel slipt (om het ICC-systeem te gebruiken moet u ervoor zorgen dat de wielen niet meer slippen.)
Als ICC is ingesteld, wordt een van de volgende items getoond:
- (1)Weergave ingesteld systeem met voorligger
- (2)Weergave ingesteld systeem zonder voorligger
De bestuurder stelt de gewenste rijsnelheid in op basis van de wegomstandigheden. Het ICC-systeem behoudt de ingestelde rijsnelheid, vergelijkbaar met de standaard cruise control, zolang er op de rijstrook vóór u geen voertuig wordt gedetecteerd.
Het ICC-systeem toont de ingestelde snelheid.
Voorligger gedetecteerd
Wanneer een voorligger wordt gedetecteerd in dezelfde rijstrook (1), remt het ICC-systeem de auto af door het gaspedaal te bedienen en de remmen te activeren om zo af te stemmen op de rijsnelheid van de langzamer rijdende voorligger. Vervolgens regelt het systeem de rijsnelheid, gebaseerd op de rijsnelheid van de voorligger om de door de bestuurder gekozen afstand te behouden. Zo nodig moet er geschakeld worden, afhankelijk van de omstandigheden.
De remlichten van de auto gaan aan wanneer het ICC-systeem remt.
Als de remmen worden bediend kunt u een geluid horen. Dit duidt niet op een storing.
Wanneer een voorligger wordt gedetecteerd, gaat het voorliggerindicatielampje branden. Het ICC-systeem toont bovendien de ingestelde rijsnelheid en de geselecteerde volgafstand.
Geen voorligger gedetecteerd
Wanneer een voertuig vóór u niet langer wordt gedetecteerd (2), geeft het ICC-systeem geleidelijk gas om de eerder ingestelde rijsnelheid te hervatten. Het ICC-systeem houdt vervolgens de ingestelde snelheid aan.
Wanneer er geen voorligger meer wordt waargenomen, gaat het indicatielampje voertuigdetectie uit.
Als een voorligger verschijnt tijdens het accelereren naar de ingestelde rijsnelheid of terwijl het ICC-systeem in werking is, zal het systeem de volgafstand tot dat voertuig regelen.
Wanneer de rijsnelheid onder ongeveer 30 km/u (20 MPH) daalt, zal het systeem worden geannuleerd.
Bij het inhalen van een andere voertuig
De bestuurder kan de werking van het ICC-systeem tijdelijk opheffen door het gaspedaal in te trappen. Het controlelampje voor de ingestelde snelheid knippert wanneer de rijsnelheid de ingestelde snelheid overschrijdt. Het indicatielampje voertuigdetectie gaat uit wanneer de weg vóór de auto vrij is. Wanneer u het pedaal loslaat, gaat de auto terug naar de vorige ingestelde rijsnelheid.
Ook al is uw voertuigsnelheid ingesteld in het ICC-systeem, wanneer dit nodig is kunt u altijd het gaspedaal indrukken om snel te accelereren.
Het ICC-systeem uitschakelen
Schakel ICC volledig uit door de rijhulpschakelaar uit te zetten. De ICC-indicatielampjes gaan uit.
De ingestelde rijsnelheid wijzigen
Het annuleren van de ingestelde rijsnelheid kan op de volgende manieren:
Druk op de <CANCEL>-schakelaar. Het indicatielampje ingestelde rijsnelheid wordt grijs.
Tik met uw voet op het rempedaal. Het indicatielampje ingestelde rijsnelheid wordt grijs.
Om een hogere kruissnelheid in te stellen, kunt u een van de volgende manieren gebruiken:
Trap het gaspedaal in. Wanneer de auto de gewenste snelheid bereikt, drukt u op de <SET/->-schakelaar en laat u los.
Houd de <RES/+>-schakelaar ingedrukt. De ingestelde rijsnelheid wordt in stappen van 10 km/u (5 MPH) verhoogd.
Druk de <RES/+>-schakelaar in en laat snel weer los. Telkens wanneer u dit doet, wordt de ingestelde snelheid met 1 km/u (1 MPH) verhoogd.
Om een lagere kruissnelheid in te stellen, kunt u een van de volgende manieren gebruiken:
Tik met uw voet lichtjes op het rempedaal. Wanneer de auto de gewenste snelheid bereikt, drukt u op de <SET/->-schakelaar en laat u los.
Houd de <SET/->-schakelaar ingedrukt. De ingestelde rijsnelheid wordt in stappen van 10 km/u (5 MPH) verlaagd.
Druk de <SET/->-schakelaar in en laat snel weer los. Telkens wanneer u dit doet wordt de ingestelde snelheid met 1 km/u (1 MPH) verlaagd.
Om de vooraf ingestelde snelheid na het annuleren van ICC te hervatten, drukt u op de <RES/+>-schakelaar en laat u los. De auto keert terug naar de laatst ingestelde kruissnelheid wanneer de voertuigsnelheid hoger is dan 30 km/u (20 MPH).
De ingestelde volgafstand wijzigen
U kunt op elk gewenst moment de afstand tussen uw auto en de voorligger instellen, afhankelijk van de verkeersomstandigheden.
Telkens wanneer de afstandschakelaar wordt ingedrukt, zal de ingestelde afstand veranderen naar lang, midden, kort, en weer naar lang in die volgorde.
Afstand | Display | Geschatte afstand bij 100 km/u (60 MPH) (m (ft)) |
Lang | 60 (200) | |
Gemiddeld | 45 (150) | |
Kort | 30 (100) |
De afstand tot de voorligger verandert afhankelijk van de rijsnelheid. Hoe hoger de voertuigsnelheid, hoe groter de volgafstand.
De huidige afstandsinstelling blijft behouden ook al wordt de motor opnieuw gestart.
Waarschuwing bij naderen
Als uw auto een voorligger te dicht nadert doordat deze abrupt afremt of omdat een ander voertuig invoegt, waarschuwt het systeem de bestuurder met een geluidssignaal en een waarschuwing op het display van het ICC-systeem. Minder vaart door het rempedaal in te trappen en zo een veilige volgafstand aan te houden als:
Het geluidssignaal klinkt.
Het voorliggerindicatielampje knippert.
Het waarschuwingssignaal wordt in sommige gevallen niet gegeven wanneer er een korte afstand is tussen de voertuigen. Enkele voorbeelden zijn:
Wanneer de auto's met dezelfde snelheid rijden en de afstand tussen de auto's niet verandert.
Wanneer de voorligger sneller rijdt en de afstand tussen de auto's groter wordt.
Wanneer een voertuig vlak vóór u invoegt.
Het waarschuwingssignaal klinkt niet wanneer:
Uw auto voertuigen nadert die geparkeerd staan of langzaam rijden.
Het gaspedaal wordt ingetrapt, om de systeemwerking te annuleren.
Het waarschuwingssignaal bij naderen kan mogelijk klinken en de systeemweergave kan gaan knipperen wanneer de radarsensor objecten detecteert naast de auto of langs de weg. Hierdoor kan het gebeuren dat het ICC-systeem de auto afremt of juist gas geeft. De radarsensor detecteert deze objecten wellicht wanneer er gereden wordt op bochtige wegen, smalle wegen, heuvelachtige wegen of wanneer u een bocht in- of uitrijdt. U moet in deze gevallen zelf de juiste afstand tot uw voorligger regelen.
Bovendien kan de gevoeligheid van de sensor beïnvloed worden door de voertuigbediening (stuurmanoeuvres of positie in de rijstrook), door de verkeerssituatie of door de toestand van de auto (bijvoorbeeld wanneer er met een beschadigde auto wordt gereden).
Acceleratie bij inhalen
Links inhalen:
Wanneer het ICC-systeem wordt ingeschakeld bij een snelheid boven 60 km/u (37 MPH) terwijl u een voertuig volgt dat langzamer rijdt (met een snelheid onder de ingestelde snelheid van het ICC-systeem) en u de linker richtingaanwijzer activeert, dan zal het ICC-systeem de auto automatisch accelereren om de afstand tot de voorligger te verminderen en te helpen om links in te halen. Alleen de linker richtingaanwijzer activeert deze functie. Wanneer de bestuurder de inhaalstrook oprijdt en er geen voorliggers gedetecteerd worden, blijft het ICC-systeem accelereren totdat de auto de ingestelde snelheid van het ICC-systeem bereikt heeft.
Als er opnieuw een voorligger gedetecteerd wordt, zal de auto accelereren tot de volgsnelheid van dat voertuig. Als de auto niet de linker rijbaan oprijdt om in te halen, zal de acceleratie na korte tijd onderbroken worden en zal de ingestelde volgafstand hersteld worden.
Acceleratie kan op elk willekeurig moment onderbroken worden door het rempedaal in te trappen of de <CANCEL>-schakelaar op het stuurwiel in te drukken.
Rechts inhalen:
Wanneer het ICC-systeem wordt ingeschakeld bij een snelheid boven 60 km/u (37 MPH) terwijl u een voertuig volgt dat langzamer rijdt (met een snelheid onder de ingestelde snelheid van het ICC-systeem) en u de rechter richtingaanwijzer activeert, dan zal het ICC-systeem de auto automatisch accelereren om de afstand tot de voorligger te verminderen en te helpen om rechts in te halen. Alleen de rechter richtingaanwijzer activeert deze functie. Wanneer de bestuurder de inhaalstrook oprijdt en er geen voorliggers gedetecteerd worden, blijft het ICC-systeem accelereren totdat de auto de ingestelde snelheid van het ICC-systeem bereikt heeft.
Als er opnieuw een voorligger gedetecteerd wordt, zal de auto accelereren tot de volgsnelheid van dat voertuig. Als de auto niet de rechter rijbaan oprijdt om in te halen, zal de acceleratie na korte tijd onderbroken worden en zal de ingestelde volgafstand hersteld worden.
Acceleratie kan op elk willekeurig moment onderbroken worden door het rempedaal in te trappen of de <CANCEL>-schakelaar op het stuurwiel in te drukken.
Teneinde het risico op een ongeval te verminderen dat kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel, moet u rekening houden met het volgende:
Deze functie wordt alleen geactiveerd via de linker of rechter richtingaanwijzer en zorgt voor een lichte acceleratie van de auto ook als er niet van rijbaan wordt gewisseld. Dit kan dus ook gebeuren bij situaties waarin niet ingehaald wordt, bijvoorbeeld bij het nemen van een afslag aan de linker- of rechterkant.
Zorg ervoor dat wanneer u een ander voertuig wilt inhalen, de aangrenzende rijbaan leeg is voordat u zich verplaatst. Plotselinge veranderingen in het verkeer kunnen tijdens het inhalen optreden; stuur en rem daarom zelf indien nodig en vertrouw nooit uitsluitend op het systeem.
Automatisch annuleren
Onder de volgende omstandigheden klinkt er een geluidssignaal en wordt de cruise control automatisch geannuleerd.
Wanneer uw auto langzamer rijdt dan 30 km/u (20 MPH)
Wanneer de parkeerrem wordt geactiveerd
Wanneer het ESP-systeem wordt uitgezet
Wanneer ESP in werking is (inclusief het tractiecontrolesysteem)
Wanneer het meten van de afstand wordt verstoord vanwege vuil of een belemmering van de sensor
Wanneer een wiel slipt
Wanneer het radarsignaal tijdelijk onderbroken is
Wanneer het koppelingspedaal gedurende ongeveer 8 seconden wordt ingetrapt
Beperkingen van de volgafstandregeling
Hieronder worden de systeembeperkingen van het ICC-systeem aangegeven. Nalaten om de auto te bedienen in overeenstemming met deze systeembeperkingen kan leiden tot ernstig letsel of de dood.
Het systeem is vooral bedoeld voor gebruik op rechte, droge of open wegen zonder al te druk verkeer. Het is niet verstandig om het systeem te gebruiken in stadsverkeer of op overvolle wegen.
Het systeem past zich niet automatisch aan de wegomstandigheden aan. Dit systeem functioneert het best in verkeer met een rustige rijstroom. Gebruik het systeem niet op wegen met scherpe bochten, op bevroren wegen, tijdens hevige regen of in mist.
Aangezien de afstandsregelingfunctie onderhevig is aan prestatiebeperkingen, moet u nooit alleen op het ICC-systeem vertrouwen. Dit systeem is niet bedoeld om roekeloos, onvoorzichtig of onoplettend rijgedrag te corrigeren en biedt ook geen hulp bij verminderd zicht door regen, mist, of andere slechte weersomstandigheden. Matig uw snelheid door het rempedaal in te trappen, afhankelijk van de afstand tot de voorligger en de omliggende omstandigheden, om zo een veilige afstand tussen de voertuigen te behouden.
Houd altijd uw aandacht bij het bedienen van de auto en zorg ervoor dat u altijd klaar bent om de juiste volgafstand zelf aan te passen. De volgafstandregeling van het ICC-systeem zal onder sommige rijomstandigheden niet in staat zijn om de geselecteerde afstand tussen auto's (volgafstand) of de geselecteerde rijsnelheid aan te houden.
Het systeem zal onder bepaalde weg- of weersomstandigheden een voertuig vóór u niet altijd detecteren. Om ongevallen te voorkomen moet u het ICC-systeem onder de volgende omstandigheden nooit gebruiken:
Op drukke wegen of op wegen met scherpe bochten
Op gladde wegoppervlakken, zoals op ijs of sneeuw, enz.
Tijdens slecht weer (regen, mist, sneeuw, enz.)
Wanneer de sensor van het systeem is bedekt met regen, sneeuw of vuil
Heuvelafwaarts (de auto gaat mogelijk sneller rijden dan de ingestelde snelheid en door de aanhoudende remwerking kunnen de remmen oververhit raken)
Op alsmaar dalende en stijgende wegen
Wanneer het door de verkeersomstandigheden lastig wordt om de juiste afstand tussen auto's te bewaren, vanwege het veelvuldig accelereren en vertragen
Bij storing door andere radarbronnen
Bij sommige weg- of verkeersomstandigheden kan een voertuig of een object onverwachts in het detectiegebied van de sensor terechtkomen waardoor de auto automatisch afgeremd wordt. U moet wellicht de volgafstand tot eventuele voorliggers regelen door middel van het gaspedaal. Blijf te allen tijde alert en vermijd het gebruik van het ICC-systeem als het wordt afgeraden in dit hoofdstuk.
Gebruik het ICC-systeem niet wanneer u een aanhanger of een ander voertuig sleept.
De radarsensor is niet in staat om de volgende objecten op te merken:
Stilstaande en langzaam rijdende voertuigen
Voetgangers of objecten op de weg
Tegemoetkomend verkeer op dezelfde rijstrook
Motorfietsen en andere voertuigen die aan de rand van de rijstrook rijden
Deze sensor vangt over het algemeen de signalen op die door de reflectors van de voorligger worden weerkaatst. Als de sensor de reflector van het voorliggende voertuig niet kan waarnemen, kan het ICC-systeem de geselecteerde afstand mogelijk niet handhaven.
Hier volgen enkele omstandigheden waaronder de sensor de signalen niet kan detecteren:
Wanneer sneeuw of opspattend water en vuil van de weg het zicht van de sensor verminderen
Wanneer de achterbank of bagageruimte van uw auto is volgeladen met zeer zware bagage
Als u met een aanhangwagen rijdt, enz.
Het ICC-systeem is ontworpen om automatisch de werking van de sensor te controleren binnen de beperkingen van het systeem. Als de sensor is bedekt met vuil of als het wordt belemmerd, wordt het systeem automatisch uitgeschakeld. Als de sensor is bedekt met ijs, een doorzichtige of doorschijnende zak van vinyl, enz., is het ICC-systeem mogelijk niet in staat dit op te merken. De volgafstandregeling wordt in deze gevallen mogelijk niet uitgeschakeld en kan wellicht de geselecteerde afstand tot de voorligger niet handhaven. Controleer en reinig de sensor regelmatig.
Het detectiegebied van de radarsensor is beperkt. De volgafstandregeling kan alleen de geselecteerde afstand bewaren als een voorligger zich in het detectiegebied bevindt.
Een voorligger kan door zijn positie op de rijstrook buiten het detectiegebied komen te liggen. Motorfietsen worden soms niet gedetecteerd in dezelfde rijstrook als zij op enige afstand van de middellijn van de rijstrook rijden. Een auto die vóór u invoegt in uw rijstrook, wordt mogelijk niet gedetecteerd totdat hij zich volledig op uw rijstrook verplaatst heeft. In dit geval zal het ICC-systeem u mogelijk waarschuwen door middel van een geluidssignaal en het knipperen van het indicatielampje van het systeem. De bestuurder zal dan wellicht handmatig de volgafstand moeten aanpassen.
Op sommige wegen, zoals bochtige, heuvelachtige, of smalle wegen, of op wegen met wegwerkzaamheden, kan de radarsensor voertuigen op een andere rijstrook detecteren of een voorligger soms tijdelijk niet detecteren. Hierdoor kan het gebeuren dat het ICC-systeem de auto afremt of juist gas geeft.
Het detecteren van voorliggers kan ook beïnvloed worden door de bediening van de auto (stuurmanoeuvre of positie op de rijstrook, enz.) of de voertuigconditie. In dit geval zal het ICC-systeem u mogelijk waarschuwen door middel van een onverwacht geluidssignaal en het knipperen van het indicatielampje van het systeem. U zult dan zelf moeten zorgen dat de auto de juiste volgafstand tot de voorligger aanhoudt.
Systeem tijdelijk niet beschikbaar
De volgende zijn omstandigheden waaronder het ICC-systeem mogelijk tijdelijk niet beschikbaar is. Het ICC-systeem wordt in deze gevallen mogelijk geannuleerd en kan wellicht de geselecteerde afstand tot de voorligger niet aanhouden.
Situatie A
Onder de volgende omstandigheden wordt het ICC-systeem automatisch geannuleerd. Een geluidssignaal zal klinken en het systeem kan niet worden ingesteld:
Wanneer het ESP wordt uitgeschakeld
Wanneer ESP in werking is (inclusief het tractiecontrolesysteem)
Wanneer de rijsnelheid tot onder ongeveer 30 km/u (20 MPH) daalt
Wanneer de parkeerrem wordt geactiveerd
Wanneer een wiel slipt
Wanneer het radarsignaal tijdelijk onderbroken is
Wanneer het koppelingspedaal gedurende ongeveer 8 seconden wordt ingetrapt
Te nemen maatregelen:
Wanneer bovenstaande omstandigheden niet meer aanwezig zijn, drukt u op de <RES/+>-schakelaar om het ICC-systeem weer te gebruiken.
Situatie B
Het geluidssignaal klinkt en het waarschuwingsbericht [Tijdelijk uitgeschakeld Voorradar geblokkeerd] verschijnt op het voertuiginformatiedisplay.
Wanneer het radarsensoroppervlak bedekt is met vuil of belemmerd wordt waardoor voorliggers niet meer gedetecteerd kunnen worden, wordt het ICC-systeem automatisch geannuleerd.
Te nemen maatregelen:
Als het waarschuwingsbericht verschijnt, parkeer de auto dan op een veilige plek en zet de motor uit. Wanneer het radarsignaal tijdelijk onderbroken wordt, reinig dan het sensoroppervlak en start de motor opnieuw. Het systeem heeft even nodig om te ontdekken dat het sensoroppervlak nu schoon is. Als de waarschuwing weergegeven blijft, laat het ICC-systeem dan nakijken door een NISSAN-dealer of erkend garagebedrijf.
Wanneer u rijdt op wegen met weinig wegconstructies of gebouwen (bijvoorbeeld, lange bruggen, woestijnen, sneeuwvelden, langs lange muren), kan het systeem de waarschuwing van het ICC-systeem mogelijk doen oplichten (geel) en het bericht [Tijdelijk uitgeschakeld Voorradar geblokkeerd] weergeven.
Te nemen maatregelen:
Wanneer de bovenstaande omstandigheden niet meer bestaan, kan het ICC-systeem weer aangezet worden om het systeem te gebruiken.
Situatie C
Wanneer het ICC-systeem niet goed werkt, klinkt er een geluidssignaal en verschijnt de ICC-systeem AAN-indicatielampje (geel).
Te nemen maatregelen:
Parkeer de auto op een veilige plek als de waarschuwing verschijnt. Zet de motor af, start de motor opnieuw, rijd verder en stel het ICC-systeem weer in.
Indien het niet mogelijk is om het systeem in te stellen of de waarschuwing blijft branden, kan dat betekenen dat er een storing is in het ICC-systeem. Hoewel onder normale omstandigheden met de auto gereden kan worden, moet u het voertuig laten nakijken door een NISSAN-dealer of erkend garagebedrijf.
Systeemonderhoud
De sensor voor het ICC-systeem bevindt zich aan de voorzijde van de auto (A).
NISSAN raadt aan om uitsluitend kentekenplaten zonder houder te gebruiken.
Het ICC-systeem werkt mogelijk niet goed als het kenteken in een houder is geplaatst, zoals afgebeeld.
Neem voor advies contact op met een NISSAN-dealer of een erkend garagebedrijf.
De sensor voor het ICC-systeem (A) bevindt zich achter de onderste grille van de voorbumper.
Let op het volgende om te zorgen dat het ICC-systeem correct werkt:
Houd het sensorgedeelte van de voorbumper altijd schoon.
Stoot niet tegen delen direct rondom de sensor en beschadig deze niet.
Bedek de sensor niet en plak geen stickers of andere voorwerpen op de voorbumper bij de sensor. U kunt zo een defect of storing veroorzaken.
Bevestig geen metalen objecten in de buurt van de sensor (grillebeschermer, enz.), aangezien deze storingen of defecten kunnen veroorzaken.
Wijzig, verwijder of lak de voorbumper niet. Neem voor het aanpassen of herstellen van de voorbumper contact op met een NISSAN-dealer of erkend garagebedrijf.
Plaats het kenteken niet in een lijst.
Voor radiogoedkeuringsnummers en informatie, zie
.