Nissan X-Trail 2023 Gebruikershandleiding
3.5.2.1. Aanvullend voorairbagsysteem
De bestuurdersairbag bevindt zich in het midden van het stuurwiel. De voorairbag voor de voorpassagier zit in het dashboard boven het handschoenenkastje.
Het voorairbagsysteem is zo ontworpen dat de airbag alleen wordt opgeblazen bij middelzware en zware frontale botsingen, al komen bij andere soorten botsingen soms soortgelijke krachten vrij die de airbags dan toch in werking kunnen stellen en opblazen. Bij bepaalde frontale botsingen worden de airbags soms niet opgeblazen. Schade aan de auto (of het ontbreken ervan) is niet altijd een goede indicatie voor het juist functioneren van de voorairbags.
Statuslampje voorpassagiersairbag
Installeer nooit een achterwaarts gericht kinderzitje op de voorpassagiersstoel zonder dat de voorpassagiersairbag is uitgeschakeld. De auto is uitgerust met een systeem voor automatische uitschakeling van de voorpassagiersairbag. Het controlelampje <PASSENGER AIR BAG OFF> moet branden. Bij een frontale aanrijding zullen de aanvullende voorairbags met grote kracht opgeblazen worden. Een voorairbag die wordt opgeblazen kan uw kind ernstig of dodelijk verwonden.
De voorpassagiersstoel is uitgerust met inzittendeclassificatiesensoren die de voorpassagiersairbag in- of uitschakelen al naar gelang het type inzittende of object dat op de voorpassagiersstoel wordt gedetecteerd. De status van de voorpassagiersairbag (ON of OFF) wordt aangegeven door de statuslampjes voorpassagiersairbag <PASSENGER AIR BAG OFF> en <PASSENGER AIR BAG ON> op het dakconsole.
Nadat de contactschakelaar in de "ON"-stand is gezet, moeten de controlelampjes <PASSENGER AIR BAG OFF> en <PASSENGER AIR BAG ON> gedurende ongeveer 7 seconden gelijktijdig oplichten.
De controlelampjes geven de status van de voorpassagiersairbag aan:
<PASSENGER AIR BAG ON> licht op: de voorpassagiersairbag is ingeschakeld. Als bij een ongeval aan alle activeringscriteria wordt voldaan, wordt de voorpassagiersairbag opgeblazen.
<PASSENGER AIR BAG OFF> licht op: de voorpassagiersairbag is uitgeschakeld. Deze airbag zal bij een ongeval niet opgeblazen worden.
TOESTAND | BESCHRIJVING | PASSAGIERSAIRBAGCONTROLELAMPJE OF | VOORPASSAGIERSAIRBAGSTATUS |
---|---|---|---|
Leeg | Lege voorpassagiersstoel | brandt | UITGESCHAKELD |
Door Nissan aanbevolen kinderzitje met kind | Tas of kinderzitje op voorpassagiersstoel* | brandt | UITGESCHAKELD |
Volwassene | Volwassene op voorpassagiersstoel | brandt | GEACTIVEERD |
* Als er geen goedgekeurd kinderzitje wordt gebruikt, kan de passagiersairbag mogelijk actief zijn ( brandt).
In aanvulling op het bovenstaande, kunnen bepaalde objecten die op de voorpassagiersstoel worden geplaatst er ook voor zorgen dat het lampje in werking treedt zoals hierboven beschreven.
Voor aanvullende informatie over de normale werking en probleemoplossing van dit inzittendeclassificatiesensorsysteem, raadpleeg “Probleemoplossing” verderop in dit hoofdstuk.
Systeem voor automatische uitschakeling van voorpassagiersairbag
De voorpassagiersairbag is ontworpen om onder bepaalde omstandigheden automatisch uitgeschakeld te worden. Lees dit hoofdstuk zorgvuldig door om te begrijpen hoe dit in zijn werk gaat. Correct gebruik van stoelen, veiligheidsgordels en kinderzitjes is vereist voor de meest effectieve bescherming. Nalatigheid in het volgen van alle instructies in dit boekje met betrekking tot het gebruik van stoelen, veiligheidsgordels en kinderzitjes kan het risico op letsel bij ongevallen of de ernst ervan verhogen.
Om een kinderzitje op de voorpassagiersstoel te herkennen, classificeert het systeem voor automatische uitschakeling van de voorpassagiersairbag de persoon op de voorpassagiersstoel met behulp van een inzittendeclassificatiesensor. Al naar gelang het resultaat wordt de voorpassagiersairbag in- of uitgeschakeld. Als een door NISSAN aanbevolen kinderzitje op de voorpassagiersstoel is gemonteerd, moet het controlelampje <PASSENGER AIR BAG OFF> oplichten na de zelftest van het systeem en blijven branden. De voorpassagiersairbag is uitgeschakeld.
De inzittendeclassificatiesensor in deze auto is ontworpen om het type inzittende of object op de stoel te detecteren. Bijvoorbeeld, als er een goedgekeurd kinderzitje op de stoel is geplaatst, kan dit samen met het kind worden gedetecteerd, waardoor de airbag wordt uitgeschakeld.
Volwassen inzittenden op de voorpassagiersstoel die correct zitten en gebruik maken van de veiligheidsgordel zoals beschreven in dit instructieboekje, zorgen er automatisch voor dat de passagiersairbag ingeschakeld wordt. Als de inzittende echter niet correct op de stoelzitting zit (bijvoorbeeld, door niet rechtop te zitten, op de punt van de stoel te zitten, of op andere wijze geen normale zithouding aan te nemen), kan dit ervoor zorgen dat de airbag via de sensor uitgeschakeld wordt. Zorg er daarom altijd voor op correcte wijze te zitten en de veiligheidsgordel te dragen, zodat de veiligheidsgordel en aanvullende airbag de meest effectieve bescherming kunnen bieden.
NISSAN raadt aan om tieners en kinderen correct vastgemaakt op de achterbank te vervoeren. NISSAN raadt tevens aan om geschikte kinderzitjes en zittingverhogers op de juiste wijze op de achterbank te installeren. Als dit niet mogelijk is, zal de inzittendeclassificatiesensor werken zoals bedoeld en de voorpassagiersairbag uitschakelen in geval van een kinderzitje dat door NISSAN wordt aanbevolen. Wanneer het kinderzitje niet goed wordt bevestigd kan het kantelen of in beweging komen tijdens een ongeval of plotseling remmen. Dit kan er ook toe leiden dat de passagiersairbag opgeblazen wordt tijdens een botsing in plaats van uitgeschakeld te blijven. (Zie “Kinderzitjes” verderop in dit hoofdstuk voor informatie over het juiste gebruik en installatie.)
Als de voorpassagiersstoel niet bezet is, zal de passagiersairbag niet worden opgeblazen tijdens een botsing. Als er echter zware objecten op de stoel liggen, kan de airbag wel opgeblazen worden, als gevolg van de wijze waarop de inzittendeclassificatiesensor de objecten detecteert. Andere omstandigheden kunnen er ook voor zorgen dat de airbag wordt opgeblazen, zoals wanneer een kind op de stoel staat, wanneer er twee kinderen op de stoel zitten, als de stoel nat is of als er een elektrisch apparaat op de stoel ligt, geheel tegen de aanwijzingen van dit boekje in. Zorg er altijd voor correct op de stoel te zitten en goed vastgemaakt te zijn.
Het voorpassagiersairbagstatuslampje kan gebruikt worden om te zien wanneer de voorpassagiersairbag automatisch uitgeschakeld wordt.
Als een volwassene op de stoel zit en het controlelampje <PASSENGER AIR BAG OFF> oplicht (wat aangeeft dat de voorpassagiersairbag is uitgeschakeld), kan dit komen omdat de persoon niet correct op de stoel zit. Als een stoelhoes of extra kussen wordt gebruikt, kan dit er ook voor zorgen dat de inzittendeclassificatiesensor de volwassene niet correct detecteert.
Als een kinderzitje op de voorstoel gebruikt moet worden, kan het controlelampje <PASSENGER AIR BAG OFF> oplichten of niet oplichten, afhankelijk van de grootte van het kind en het type kinderzitje dat gebruikt wordt. Als het <PASSENGER AIR BAG OFF> ${1} lampje niet brandt (wat aangeeft dat de airbag opgeblazen kan worden tijdens een botsing), kan het zijn dat het kinderzitje of de veiligheidsgordel niet correct wordt gebruikt. Zorg dat het kinderzitje goed geïnstalleerd is, de veiligheidsgordel op correcte wijze vastgemaakt is, en de inzittende goed zit. Als het <PASSENGER AIR BAG OFF> ${1} lampje niet brandt, laat de inzittende dan op de achterbank plaatsnemen, of monteer het kinderzitje op de achterbank.
Als het <PASSENGER AIR BAG OFF> lampje niet gaat branden, ook al meent u dat het kinderzitje en de veiligheidsgordels correct worden gebruikt en de inzittende correct heeft plaatsgenomen, is het raadzaam om met uw auto langs te gaan bij een NISSAN-dealer of een erkend garagebedrijf. Een NISSAN-dealer of een erkend garagebedrijf kan de systeemstatus controleren met behulp van een speciaal instrument. Totdat u echter de bevestiging van de dealer heeft gekregen dat de airbag correct werkt, kunt u beter de inzittende op de achterbank laten zitten of het kinderzitje op de achterbank plaatsen.
Het airbagsysteem en de voorpassagiersairbagstatuslampjes hebben enkele seconden nodig om een wijziging in de status van de passagiersstoel te registreren. Dit is de normale werking van het systeem en duidt niet op een storing.
Als er een storing optreedt in het voorpassagiersairbagsysteem, zal het airbagwaarschuwingslampje , te vinden in het gedeelte van de meters en tellers, oplichten (knipperen of blijven branden). Bovendien, als de stoel nat is en het systeem niet correct kan werken, zal het systeem de passagiersairbag tijdelijk uitschakelen en het airbagwaarschuwingslampje activeren totdat de stoel weer droog is. Laat het systeem controleren. Het verdient aanbeveling om hiervoor langs te gaan bij een NISSAN-dealer of een erkend garagebedrijf.
Normale werking:
Opdat de inzittendeclassificatiesensor de voorpassagier kan classificeren, moeten de voorzorgsmaatregelen en stappen die hieronder worden beschreven opgevolgd worden:
Voorzorgsmaatregelen:
Zorg ervoor dat een kinderzitje of ander object niet tegen de achterkant van de rugleuning drukt.
Zorg ervoor dat passagiers op de achterbank niet tegen de rugleuning van de voorpassagiersstoel duwen of eraan trekken.
Zorg ervoor dat de voorpassagiersstoel of rugleuning niet naar achteren wordt geduwd tegen een object op de stoel of de vloer erachter.
Zorg ervoor dat er geen object onder de voorpassagiersstoel wordt geplaatst.
Zorg ervoor dat de hoofdsteun van de voorpassagiersstoel het dak niet raakt wanneer de voorpassagiersstoel wordt afgesteld.
Zorg ervoor dat de stoel droog is.
Zorg ervoor dat er geen elektrische apparaten op de stoel worden geplaatst.
Zorg ervoor geen extra niet-originele stoelhoezen of kussens op de voorpassagiersstoel te gebruiken.
Zorg ervoor dat de inzittende op de stoel geen zwaar gevoerde kledingstukken draagt.
Stappen:
Stel de stoel af zoals beschreven. (Zie “Stoelen” eerder in dit hoofdstuk.) Zit rechtop en leun tegen de rugleuning, in het midden van de stoelzitting en met uw voeten comfortabel op de vloer.
Zorg ervoor dat u geen objecten op uw schoot heeft.
Maak de veiligheidsgordel zoals beschreven vast. (Zie “Veiligheidsgordels” eerder in dit hoofdstuk.) De status van de veiligheidsgordelgesp van de voorpassagier wordt gecontroleerd door het inzittendeclassificatiesysteem en wordt als informatie gebruikt om de inzittendestatus te bepalen. Het wordt dus ten zeerste aangeraden dat de voorpassagier zijn/haar veiligheidsgordel vastmaakt.
Blijf enkele seconden in deze positie zodat het systeem de voorpassagier kan classificeren voordat de auto wegrijdt.
Verzekert u zich van de juiste classificatie door het statuslampje van de voorpassagiersairbag te controleren.
Dit systeem met inzittendeclassificatiesensoren houdt over het algemeen de classificatie geblokkeerd tijdens het rijden, het is dus belangrijk dat de voorpassagier correct wordt geclassificeerd voordat u gaat rijden. Het systeem met inzittendeclassificatiesensoren kan echter de classificatie van de inzittende opnieuw berekenen onder bepaalde omstandigheden (zowel tijdens het rijden als bij het stilstaan); de inzittende op de voorpassagiersstoel moet dus blijven zitten zoals hierboven beschreven.
Als het <PASSENGER AIR BAG OFF> lampje brandt, is de voorpassagiersairbag uitgeschakeld. De airbag wordt niet opgeblazen tijdens een ongeval en kan dus niet de bescherming bieden waarvoor de airbag is bedoeld. Een persoon op de voorpassagiersstoel zou dan bijvoorbeeld tegen het interieur van de auto kunnen klappen, vooral als deze persoon te dicht bij het dashboard zit. Dit vormt een verhoogde kans op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
Als de voorpassagiersstoel bezet is, zorg er dan altijd voor dat:
De classificatie van de persoon op de voorpassagiersstoel correct wordt uitgevoerd en dat de voorairbag voor de voorpassagier is ingeschakeld of uitgeschakeld in overeenstemming met de persoon op de voorpassagiersstoel.
De voorpassagiersstoel zo ver mogelijk naar achteren geschoven is.
De persoon op correcte wijze zit.
Als u een achterwaarts gericht kinderzitje op de voorpassagiersstoel bevestigt en het controlelampje <PASSENGER AIR BAG ON> licht op, dan zou de passagiersairbag opgeblazen kunnen worden tijdens een ongeval. Het kind kan geraakt worden door de airbag. Dit betekent een verhoogde kans op ernstig of zelfs dodelijk letsel. Zorg er in dit geval altijd voor dat u de passagiersairbag uitschakelt. Het <PASSENGER AIR BAG OFF> lampje moet gaan branden.
Probleemoplossing:
Als u denkt dat het voorpassagiersairbagstatuslampje niet correct werkt:
- Als het <PASSENGER AIR BAG OFF> lampje brandt terwijl een volwassene de voorpassagiersstoel bezet:
Dit kan te wijten zijn aan de volgende omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de inzittendeclassificatiesensor:
De inzittende zit niet rechtop, leunt niet tegen de rugleuning en zit niet in het midden van de stoelzitting met de voeten comfortabel op de vloer.
Een kinderzitje of ander object drukt tegen de achterkant van de rugleuning.
Een passagier op de achterbank duwt tegen de rugleuning van de voorpassagiersstoel of trekt eraan.
De voorpassagiersstoel of rugleuning wordt tegen een object op de stoel of de vloer erachter geduwd.
Een object is onder de voorpassagiersstoel geplaatst.
Een object is tussen het zitkussen en de middenconsole of tussen het zitkussen en het portier geplaatst.
De stoel is nat of vochtig.
Een elektrisch apparaat, zoals een smartphone of tablet PC is op de stoel geplaatst.
Niet-originele stoelhoezen of kussens worden op de voorpassagiersstoel gebruikt
De inzittende op de stoel draagt zwaar gevoerde kledingstukken.
Als de auto in beweging is, stop dan zodra dit veilig kan. Controleer en corrigeer eventuele hierboven vermelde omstandigheden. Start de auto opnieuw.
Een systeemcontrole zal worden uitgevoerd gedurende welke de voorpassagiersairbagstatuslampjes aanvankelijk gedurende ongeveer 7 seconden zullen blijven branden.
Als het <PASSENGER AIR BAG OFF> lampje hierna nog steeds brandt, is het raadzaam deze persoon niet op de voorpassagiersstoel te laten plaatsnemen en moet u de auto zo spoedig mogelijk laten controleren. Het verdient aanbeveling om hiervoor langs te gaan bij een NISSAN-dealer of een erkend garagebedrijf.
- Als het <PASSENGER AIR BAG ON> lampje brandt terwijl een kinderzitje de voorpassagiersstoel bezet.
Dit kan te wijten zijn aan de volgende omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de inzittendeclassificatiesensor:
Het kinderzitje is niet correct geïnstalleerd, zoals beschreven. (Zie
.)Een kinderzitje of ander object drukt tegen de achterkant van de rugleuning.
Een passagier op de achterbank duwt tegen de rugleuning van de voorpassagiersstoel of trekt eraan.
De voorpassagiersstoel of rugleuning wordt tegen een object op de stoel of de vloer erachter geduwd.
Een object is onder de voorpassagiersstoel geplaatst.
Een object is tussen het zitkussen en de middenconsole of tussen het zitkussen en het portier geplaatst.
De stoel is nat of vochtig.
Een elektrisch apparaat, zoals een smartphone of tablet PC is op de stoel geplaatst.
De hoofdsteun van de voorpassagiersstoel raakt het dak.
Als de auto in beweging is, stop dan zodra dit veilig kan. Controleer en corrigeer eventuele hierboven vermelde omstandigheden. Start de auto opnieuw.
Een systeemcontrole zal worden uitgevoerd gedurende welke het voorpassagiersairbagstatuslampje aanvankelijk gedurende ongeveer 7 seconden zal blijven branden.
Als het <PASSENGER AIR BAG ON> lampje hierna nog steeds brandt, moet het kinderzitje op de achterbank geplaatst worden en is het raadzaam om de auto zo spoedig mogelijk te laten nakijken door een NISSAN-dealer of een erkend garagebedrijf.
- Als het <PASSENGER AIR BAG ON> lampje brandt terwijl er geen passagier op de voorpassagiersstoel zit en er geen objecten op de voorpassagiersstoel liggen, dan moet de auto zo spoedig mogelijk gecontroleerd worden. Het verdient aanbeveling om hiervoor langs te gaan bij een NISSAN-dealer of een erkend garagebedrijf.