Nissan X-Trail 2023 Gebruikershandleiding
7.37.3. Beperkingen van het parkeersensorsysteem (sonar)
Hieronder worden de beperkingen van het parkeersensorsysteem (sonar) vermeld. Nalaten om de auto te bedienen in overeenstemming met deze systeembeperkingen kan leiden tot ernstig letsel of de dood.
Lees dit hoofdstuk goed door om de beperkingen van het parkeersensorsysteem (sonar) te begrijpen. Slecht weer kan de werking van het sonarsysteem nadelig beïnvloeden; dit houdt in verminderde prestaties of een onbedoelde activering.
Het parkeersensorsysteem (sonar) wordt uitgeschakeld bij snelheden boven de 10 km/u (6 MPH). Het wordt opnieuw ingeschakeld bij lagere snelheden.
Slecht weer of de nabijheid van ultrasone bronnen, zoals een automatische wasstraat, het luchtdrukremsysteem van een vrachtwagen of een pneumatische boor kunnen mogelijk de werking van het parkeersensorsysteem (sonar) beïnvloeden; dit houdt ook in verminderde prestaties of onbedoelde activering.
Het parkeersensorsysteem (sonar) is niet ontworpen om botsingen met kleine of bewegende objecten te voorkomen. Manoeuvreer altijd langzaam. Het systeem detecteert geen kleine objecten onder de bumper of op de grond.
Het parkeersensorsysteem (sonar) detecteert de volgende objecten mogelijk niet: pluizige objecten, zoals sneeuw, stof, katoen, glaswol, enz.; smalle objecten zoals touw, draad en kettingen, enz.; of wigvormige objecten; objecten met complexe vormen of meerdere objecten dichtbij.
Het parkeersensorsysteem (sonar) detecteert mogelijk geen objecten bij snelheden boven de 5 km/u (3 MPH) en ook niet bepaalde hoekige of bewegende objecten.
Het parkeersensorsysteem (sonar) detecteert mogelijk de volgende objecten niet:
Voetgangers die de auto van opzij naderen
Objecten die naast de auto zijn geplaatst
Het parkeersensorsysteem (sonar) werkt mogelijk niet onder de volgende omstandigheden:
Wanneer regen, sneeuw, ijs, vuil, enz. de parkeersensoren bedekken.
Wanneer een hard geluid wordt gehoord in het gebied rond de auto.
Wanneer het oppervlak van het obstakel zich diagonaal ten opzichte van de voorzijde of de achterzijde van de auto bevindt.
Wanneer de parkeersensor of het gebied rond de sensor zeer heet of koud is.
Het parkeersensorsysteem (sonar) kan onbedoeld in werking treden onder de volgende omstandigheden:
Wanneer het gebied rond de auto is overwoekerd met gras.
Wanneer er een constructie is naast de auto (bijvoorbeeld, een muur, de uitrusting van een tolpoort, een smalle tunnel of de poort van een parkeerplaats).
Wanneer er hobbels, uitsteeksels of putdeksels te vinden zijn in het wegdek.
Wanneer de auto door een gedrapeerde vlag of een gordijn rijdt.
Wanneer er sneeuw of ijs is opgehoopt achter de auto.
Wanneer de auto een steile helling op- of afrijdt.