4.7.3.1. Handmatige bediening (indien aanwezig)

De bedieningsknop voor de koplamphoogteafstelling kan worden gebruikt wanneer de contactschakelaar in de ON-stand staat en de koplampen branden, om de hoogte van de lichtbundel aan te passen aan de rijomstandigheden.

Als de auto niet zwaar beladen is of als u op een vlakke weg rijdt, dient u de normale stand “0” te kiezen.

Indien het aantal inzittenden en de lading van de auto veranderen, kan de lichtbundel van de koplampen hoger gericht zijn dan normaal.

Als de auto op een heuvelachtige weg rijdt, kunnen de koplampen direct op de binnen- en buitenspiegels van het voertuig vóór u of op de voorruit van een tegemoetkomend voertuig schijnen, waardoor u het zicht van andere bestuurders kan belemmeren.

Draai aan de schakelaar om de juiste hoogte van de lichtbundel in te stellen. Hoe hoger het cijfer op de schakelaar, des te lager de lichtbundel schijnt.

Kies een stand van de schakelaar met behulp van de volgende voorbeelden.